dinsdag 22 mei 2018

blog 64 weer een miljoen huizen erbij

Goed, een slordige miljoen huizen of woningen erbij! Zegt een coalitie van grote projectontwikkelaars, beleggers en bouwondernemingen. Ja, lees het goed gij linkse mensen! Een coalitie dus van belegeraars; zo kan ik het toch wel stellen.  ‘Laat ons in het groen’, zeggen ze – Groen Links komt straks - . Vanwaar deze gruwelijke ontgroeningseis? Wel door bevolkingsgroei en toenemende welvaart staat er in de krant. Het klinkt bijna onschuldig. En het bestrijden van het woningtekort – ja, het lijkt op een ziekte – noopt (!) tot nieuwe maatregelen. Bouwers houden natuurlijk van iets, wat dan ook, wat hen noopt om te bouwen. Winst! Banen natuurlijk! Een miljoen woningen erbij: probeert u het zich even voor te stellen, met alles er op en er aan. ‘Ons land is vol, ten dele overvol’, zei koningin Juliana lang geleden. Het lijkt inmiddels leger geworden dan ooit en 85% van de burgerij lijkt zich op natuur en milieu na (de grote aflaat van tegenwoordig - u kunt al aflaatbrieven kopen) te wentelen in alledaags  geluk. Ook een kanariepietje zal in zijn kooitje gelukkig zijn, als U het mij vraagt.

Bevolkingsgroei?! Waardoor vraag je je af. Voor de  Volkskrant is deze vraag blijkbaar niet zo heel interessant. Het is heel eenvoudig: het is een optelsom van (oud) geboorteoverschot en migratieoverschot. En ook natuurlijk van levensverlenging (moeten we eens iets aan doen…. maar dat komt vast nog). Hebben we ooit de ‘kerken’ gehoord over het probleem van het aantal mensen hier? Heeft het Christendom hierover een idee? Nooit iets over gehoord afgezien van Aantjes een keer. Christenen doen niet aan dergelijke prozaïsche bespiegelingen: een kind is immers een cadeautje van God. En een gegeven paard kijk je niet in de bek. En de Bijbel praat niet over die dingen. Verder dus: de immigratie, het cadeautje aan ‘ons’, het Nederlandse volk. Nu ja, volk….. een deel dus van dat volk was christelijk of zegt dat nog steeds te zijn, een ander deel links, dus ook een beetje christelijk, weer een ander deel zoiets als liberaal of links-liberaal en ander deel zoiets als niets of iets. En dan tegenwoordig nog al die buitenlanders. Zijn daar misschien bezorgden onder? Amper lijkt me. Kom dus bij hen – de chrlilibiebu’s -  niet om dergelijke vragen die samenhangen met het beslag dat mensen op van alles en nog wat leggen. Christenen houden van de mens, dus blijkbaar hoe meer hoe liever; de linkse mensen zijn stevig in de weer met herverdeling en sinds kort met de minderheden en andere identiteitsgevoelige zaken. Goed, het is geen intellectueel hoogstandje daar bij hen (te voorspelbaar), maar het houdt hen bezig: de wereld bestaat binnen de grenzen – ja, ook daar zijn grenzen - van hun breinlogica uit economie en uit niets meer, dat is hun heilige dogma, dus dat is dan ook tegelijk de werkelijkheid. Gekrompen wijsheid zal ik maar zeggen. En de marktmensen, waar dus de christenen, de linksen en de ietsen ook weer van profiteren, wel die houden van de markt; van het maken en verkopen van spullen dus. Van het verdienen vooral. Ook op hen kunnen we dus niet bouwen. Ik bedoel diegenen die zich in bredere zin zorgen (dom, heel dom) wensen te maken over hoe het allemaal gaat, want zo eenvoudig ligt het. GroenLinks dan, ik beloofde al het erover te hebben. GroenLinks – ik heb ooit, god betere het, op de politieke voorganger van deze club gestemd -  dat ooit een filmpje maakte in de duinen met de boodschap van de 360 graden draaiende camera: ‘Er is plek genoeg’. De linkse cabaretier Jan Jaap van der Wal deed het geloof ik onlangs nog eens dunnetjes over. Links, vooral GroenLinks, houdt van het naar binnen halen van vreemdelingen. Zou het daarom zijn dat je ze nooit hoort over al die huizen? Ook hun vreemdelingen moeten ergens wonen immers. Bouwen bouwen bouwen. In Rotterdam koopt de stichting de Verre Bergen huizen op voor de vluchtelingen. Dus ergens anders zijn er weer tekort. En ja, wat is links hedentendage nog?! Een verschrompelde emancipatieclub.

Joop Stoop, kunstenaar hier te lande, zei ooit met veel moeite en met de nodige tegenzin dat er hier gemakkelijk 30 miljoen mensen konden wonen. Hoe dat verder moest en waarom dan zoveel en waarom dan enzovoorts, dat hoorde je allemaal niet. Had hij ook nooit bij stilgestaan. Interesseerde hem ook niet. Het perverse van zijn bewering zag hij niet; kon hij misschien ook niet. Maar hij is echt niet alleen hoor; veel mensen zal het hier een worst wezen. Mieren zijn het. Suffe braverikken die het allemaal wel over zich heen laten komen; nu ja, men maakt zich nu dan druk over de islam of het pensioen of over wat loonsverhoging of over de overheid die hen geld aftroggelt maar hoe, met wie en met hoe velen ze hier leven  - het heet hier trouwens wonen, wat een cruciaal verschil is -  het interesseert ze blijkbaar niet. Met ‘dit’ volk heb je eigenlijk geen vijanden meer nodig; het wentelt zich in naïeve alledaagse stompzinnigheid...…. en is gelukkig. Wanneer vloeit er nu eindelijk eens iets positiefs uit je pen, schreef een van mijn broers. Is er dan iets te melden? Ik bedoel iets wat hout snijdt, geen alledaags leukigheidje waar zoveel van al die gelukte mensen zo van schijnen te houden. Ook hij gaat overigens nooit en te nimmer ook maar op iets in van wat ik schrijf of op wat hier aan de hand is. Zoals zo velen trouwens. Waarom zou je ook nadenken? Diep nadenken. Nu ja, gewoon een beetje verder!

Is het een ‘beschaving’ op zijn retour? Ik zou niet weten hoe dit anders te noemen.

En de kunstenaars dan? Gloort daar hoop, afgezien van Joop?  Ook die schijnen in grote getale van de import van vreemdelingen te houden. Mensenrechten, u weet wel. En ja, dan houd je je mond natuurlijk over de gevolgen daarvan. En als je over het milieu, populair tegenwoordig, begint dan zorg je er natuurlijk voor dat het lekker apart van alles staat. Alles hangt op de een of ander manier samen maar wat is nu fijner om sommige verbanden uit te lichten en andere weer niet. En rechten zijn net zoals de rechtvaardige inkomensverdeling oneindige verlangens die boven alles staan. Er is nooit genoeg van. Altijd werk aan de winkel. Maar behalve de gebruikelijke linksachtige praat heb ik van kunstenaars weinig zinnigs gehoord. Geen gedachtenvorming en kritiek of iets van dien aard.
Er heerst veel misverstand over hen. Filosofen steken vaak ongegeneerd de loftrompet over deze bijzondere soort. Zelfs iemand als de Duitse denker Peter Sloterdijk bezondigt zich hieraan; dus kun je kunstenaars hun zelfoverschatting kwalijk nemen?! Peter Sloterdijk schrijft in zijn Kritiek van de cynische rede dat de kunstenaar leeft met de indruk dat de dingen eerder iets van hem willen dan hij van hem. En verderop: als de liefde elke ochtend nieuw is, zijn de voorwerpen van die liefde daardoor ook nieuw. Ook elke dag dus, zeg ik er maar bij. Om te beginnen: de kunstenaar bestaat niet. Elke kunstenaar is mens en verder is het kunstenbestaan een historische categorie. Manieren van doen zijn niet altijd hetzelfde, in de tijd gezien. Hoe kunstenaars zich nu opstellen is niet perse hetzelfde als vroeger. Dan ben je een luis in de pels, dan ineens onderdeel van de macht.  Zoiets gaat meestal sluipend. Je denkt nog dat je rebel bent maar je bent het al lang niet meer. Ten tweede is er verschil tussen werk en werken en wat een kunstenaar  of een andere cultuurproducent, daarnaast zo allemaal vindt en doet….. of nalaat.  Dit verschil kan pregnant zijn, dat zeg ik u. Ten derde, elke dag weer nieuwe voorwerpen van liefde (is het aandacht of een soort inpalming?) tot zich nemen, is de mens nauwelijks gegeven. Komt soms de liefde van vandaag bij de vorige liefdesgebaren en voorwerpen van liefde  van al die voorgaande dagen? Het lijkt me onmogelijk. De mens zoekt derhalve vastigheden, beschutting en beperkingen; grenzen dus. Daarom heeft hij meningen, overtuigingen, geloof, een praktische geest maar ook onverschilligheid, goedgelovigheid en optimisme…. of hij beoefent allerlei vormen van vergeetachtigheid. Anders houd ‘hij’ het niet vol. En daarnaast heeft hij ook nog zijn karakter natuurlijk. Laten we dat vooral niet vergeten. Dus nee, van kunstenaars verwacht ik momenteel ook niet veel als het om kritiek op een miljoen extra woningen (en huishoudens!) gaat. Peanuts voor de Jopen hier; ach wat, huizen. Gezellig toch. En de automobilisten laten we gewoon wat meer belasting betalen. En verder natuurlijk alles duurzaam hè
. Nee, ik vermoed dat de meeste kunstenaars deze vormen van vermeerdering voor lief neemt en zich er eigenlijk nauwelijks voor interesseert. Zou ik toch in al die jaren een keer iets van gemerkt moeten hebben?!

Ik begrijp het wel; als je kritiek op die huizengroei hebt dan moet je ook kritiek ontwikkelen op de oorzaken hiervan, en ja dan kom je net als de christenen met hun kinderen Gods bij hen uit bij die geliefde vreemdelingen. U weet wel, we hebben allemaal recht op een plekje onder de zon, al is het hier op een kluitje. We zijn rijk, weet u, dus ruimte zat. En trouwens, grenzen doen er niet meer toe. Ze worden wel overschreden maar ze doen er niet meer toe. Landen en volken mogen wel de gevolgen dragen maar eigenlijk doen ze er niet toe. Hoe heerlijk dat denkende bewustzijn. Maar denken is sluimeren, laten we wel wezen. En de bouwers die bouwen wel hoor.

Dus begrijpt u nu zo langzamerhand dat ik doodmoe ben geworden van al die pedante onverschilligheid – opperpedant  A Grunberg bepleitte onlangs nog een zekere mate van onverschilligheid (natuurlijk jegens de zaken die hij zelf weer niet zo belangrijk vind) – en dat ik zo langzamerhand moeite heb met velen van u en dat ik het steeds moeilijker vind niet over mijn verbijstering en boosheid  te spreken of niet met verbijstering, ironie en boosheid te spreken. Het is godgeklaagd hier allemaal. Hoe kan ik zoveel hypocriete laksheid nog verdragen?!  Een flinke portie cynisme is zo langzamerhand nog de enige strategie die in de pas loopt met wat er ten diepste gaande is. En ik beschouw het als mijn plicht – misschien ben ik daarom ook kunstenaar geworden voorzover je dat al worden kunt – om over deze dingen op deze wijze te schrijven. Er is geen andere weg.

Mei 2018

donderdag 12 april 2018

Blog 62 De dingen keren zich om

Het meest moet de mens zijn medemensen vrezen en dus ook de medemens in zichzelf. (Nr 8590. 2018)

Je hoeft niet zo heel lang in een verkeersfile te zitten om iets van het menselijk gedrag gewaar te worden. Automobilisten blijken keer op keer de file in te stormen en iedereen kiest als het even kan voor zijn eigen hachje. En daarbovenop komt nog eens het systeem met zijn eigen vreemde dynamiek dat door sommige automobilisten in gang gezet wordt waardoor het nog moeilijker wordt je eraan te onttrekken.  Probeer maar eens met aangepaste snelheid te rijden terwijl anderen je met agressief ongeduld voorbijrijden en voor je gaan rijden tot ze weer een ander gaatje zien; je krijgt het gevoel dat je een sukkel bent en een dief van je eigen ruimte.
Het blijft ingewikkeld om te weten te komen of al die filemensen zich nu laten opfokken door iets als het filesysteem dat zich buiten hen om lijkt af te spelen of dat ze zelf vol ongeduld zitten. Maar op een gegeven moment weet je ook niet meer wie nu de aanstichters zijn van dat onstuimige  filegedrag; het lijkt wel of iedereen door die aanzuigende werking van dat gedrag opgeslokt wordt. Toch noteer je verschillen in het rijgedrag.
Kind nog, sprak ik mijn vader aan over verandering van ‘het’ systeem, dat natuurlijk per definitie fout was, waarop steevast geantwoord werd: begin bij jezelf. Ik vond het toen een dooddoener en tot op zekere hoogte nog steeds. De aangesprokene ontloopt de vraag naar zijn of haar verantwoordelijkheid of mist daardoor een aanzet om over het probleem van die verantwoordelijkheid te denken.
Die opmerkingen over het systeem markeerden een korte revolutionaire opwelling in mijn leven die later zou resulteren in een al even korte wens om ‘de politiek’ in te gaan; ik had iets met harmonie, het zoeken naar een acceptabele modus om met elkaar te leven.
Niet dat ik toen al veel begrip van ‘het’ systeem had, het stond blijkbaar tegenover het individu, maar ik zag na die kortstondige discussie met mijn vader wel in dat we zo wel heel snel in een patstelling beland waren. Wat dat betreft is er niets veranderd. Het lijkt wel alsof mensen van patstellingen houden; dan kunnen ze én zeggen dat ze een bijdrage hebben geleverd aan ‘de discussie’ én tegelijk vergenoegd vaststellen dat ze niet toegegeven hebben. Patstellingen worden te weinig onderzocht.

Ik was ook nog vrij jong toen ik mijn vader aansprak over het bevolkingsprobleem: wij hadden thuis zeven kinderen en ik stelde mij voor dat als mensen er op deze schaal mee door zouden blijven gaan, de gevolgen problematisch of zelfs dramatisch zouden worden. Het leek achteraf dat ik een van de weinigen was die zich die simpele vraag stelde of die zich zoiets voorstelde. Vragen beginnen vaak bij voorstellingen hebben van iets. Als je die niet hebt dan heb je ook niets te vragen. Heel af en toe kom ik iemand tegen die dat ook deed al weet je het niet van iedereen want ondanks alle opwinding hier verneem je weinig wat iemand nu werkelijk beweegt of waar hij of zij zich zorgen over maakt, laat staan dat hij of zij die zorgen probeert af te wegen. In die zin hebben we toch weer geen kruidenierscultuur: afgewogen wordt er weinig maar ‘gewogen’ des te meer. In een cultuur van een open gesprek ben ik dus niet opgegroeid. Van open denken al helemaal niet. Mijn vader antwoordde toen, ik zal dat nooit vergeten: “Als je het niet zint, dan ga je maar naar Australië!” Ik vond het een dom en irrelevant antwoord en sindsdien heb ik nog heel veel domme en irrelevante antwoorden van deze en gene moeten aanhoren. Want ook in dit opzicht is er weinig veranderd.

Even terug naar Australië. In de jaren vijftig en zestig groeide er in bepaalde kringen in dit land het besef dat het hier wel vol was - de geboortegolf was net achter de rug -  en nog ondraaglijk voller zou worden als er niets aan gedaan werd en zo kwam er een emigratie op gang naar landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Ik had ook drie ooms, die met de boot vanaf een Rotterdamse kaai naar Canada vertrokken. Dat besef van volte of congestie is snel weggeëbt; al spoedig begon (aarzelend) de immigratie naar Nederland en naar vergelijkbare Europese landen. Ik hoorde trouwens in die tijd al het gebonk van de heipalen en ik wist toen al: hoe meer mensen hoe meer heipalen. Maar ook hier leek ik weer een van de weinigen te zijn die dit verband legden. Voor veel mensen worden er nu kinderen geboren, en morgen, dat is een heel andere tijd blijkbaar, worden er heipalen de grond in gedreven en ze komen dan dus nooit op het idee dat dat ook met die kinderen te maken heeft. Veel mensen nemen blijkbaar gescheiden waar of ze houden hun mond erover. Het stilzwijgen bewaren is vaak favoriet. Dat is nog steeds zo. Ook schrijvers leggen opmerkelijk weinig relevante verbanden. Mooie en verheffende woorden hebben ze des te meer maar een besef van ruimte en tijd niet zo heel veel. Ze lijken in een vacuüm te leven zoals zoveel mensen.
Ook de kerken heb ik nooit gehoord over die grote gezinnen; elk kind kreeg in het begin nog gewoon kinderbijslag. Geen reflectie achteraf. Geen brede maatschappelijke discussie, wat trouwens ook vaak niet meer dan een fopspeen is, toen. Niets van dat alles. Men liet de kwestie passeren; dacht er vermoedelijk niet meer aan. Ik ben dus vooral opgegroeid met nóg meer mensen, nóg meer heipalen, nóg meer straten en wat al niet meer, maar van een enigszins fundamentele bezinning die verder ging dan over het produceren van de koek en het verdelen en consumeren ervan, heb ik weinig tot niets vernomen. En dat werd er met de opkomst van het zogenaamde individu bepaald niet beter op. Mensen werden assertiever maar niet wijzer. Ook de toenemende instroom van vreemdelingen heeft niet tot een verhoging van het intellectuele niveau geleid. Moeilijk te zeggen of hun aanwezigheid tot een terugval heeft geleid want het geestelijk-intellectuele niveau van de inheemsen was al niet zo bijster hoog. Grote denkers heeft dit land dan ook nauwelijks voortgebracht. Maar de vraag of het wijselijk was om ook vanuit dat standpunt zeer voorzichtig te zijn met het naar binnen halen van mensen is nauwelijks gesteld. Hier werd angstvallig weinig afgevraagd. Over angst gesproken.

In de jaren zestig kwamen, nadat eerst de Molukkers toegelaten waren, de eerste gastarbeiders. Daarmee gaven ondernemers samen met de politiek het signaal af dat je zo met Nederland kon omgaan. Dit land werd als het ware gebruiksklaar gemaakt, eerst voor de economie daarna voor de zogenaamde liefdadigheid waar steeds grotere groepen uitheemsen van konden profiteren. Nederland als land, als begrensde gemeenschap deed er niet toe. Produceren, verdelen, genieten en liefdadigheid, dat was het zo’n beetje. Land en volk waren en zijn dus slechts bestanddelen om gebruikt te worden. Ieder een plekje onder de zon….. of in de Nederlandse regen. Naar kritiek, die er toch wel eens was, werd amper geluisterd: ‘Ja, ik heb je wel gehoord hoor!’  Nog steeds eigenlijk niet. Er is nooit zoiets als een nuchter afwegend denken geweest, nooit zoiets als een fundamentele zorg over wat een land is of aankan; ik heb er in mijn leven bedroevend weinig van gemerkt. Het komt vast door een combinatie van de oude gehoorzaamheid, nieuwe individualiteit, slordigheid en andere vormen van beoefende afwezigheid. 

En nu zit het westen met de brokken; in elk land een beetje anders. Je ziet het voor je ogen gebeuren: het uit elkaar groeien van gemeenschappen, het ontstaan van nieuwe scheidslijnen, toenemende irritatie, slaapgebrek, afbrokkelend vertrouwen, een groeiende congestie met alle problemen die erbij horen, een haast ongeremde financieel-economische druk die overigens niet helemaal losstaat van de het volume van de mensenmassa’s al schijnen sommigen dat weer niet te denken, u weet wel: alles ontwikkelt zich gerieflijk apart, toenemende controle, toenemende fiscale druk (afpersing van loyale burgers), toenemend gevoel van vervreemding, een grote druk op de landbouw die met die grotere mensenmassa’s en met politici als Sicco Mansholt en de toenmalige EEG enorm geïntensiveerd is (en dan nu weer op haar grenzen stuit), uitbreiding van de verkeersstromen, afbraak van natuur en milieu, druk op de energievoorraden en grondstoffen, ook als gevolg van de immigratiepolitiek, verrommeling van het ‘landschap’, schaarser wordende ruimte, hogere prijzen voor het gebruik van die ruimte, massale woningbouw, toename van de leugens en ga zo maar door.  En dan nog de dynamiek: alles sleurt alles mee in haar kielzog. Dat heb ik ook wel gedurende mijn economiestudie geleerd: dat iets wat in gang gezet werd iets anders aanzwengelde.
En wat ik ook begon te vermoeden, was de gijzeling waarin mensen zich gemanoeuvreerd hadden. Ik begon te merken dat als mensen iets belangrijk vonden zoals de groei, hun geloof of de immigratie, dat gevolgen had voor hun besef en hun waarneming op andere terreinen: het ene gijzelde het andere. Het is net zoals met leugens: de ene leugen roept de andere op. En je kon nog iets anders zien, namelijk dat links zich geconfronteerd zag met afnemende mogelijkheden om kritiek te uiten op het financieel-economische establishment. Met haar steun voor de massa-immigratie en de economische hervormingen, deels nodig om diezelfde immigratie te bekostigen (maar ook om de kosten van het wanbeheer van financiële instellingen op de bevolking af te wentelen), is ze voor veel mensen onwaarachtig of zelfs een vijand en deel van het inmiddels perfide establishment geworden. Trouwens, zowel wat links als wat rechts genoemd wordt, ontbeert het aan een zinnige blik op de samenleving als een zich in tijd en ruimte ontwikkelende (organische) gemeenschap. Beide emancipatie- en belangenstromingen delen een verengde sociaal-economische blik, houden elkaar in gijzeling en zijn zelf weer remmingen geworden. Dat geldt deels ook voor het christendom dat mensen tot eenzame op zichzelf staande individuen heeft gesmeed, compleet met zonde, schuld, boetedoening en een flinke portie schijnheiligheid. Maar ondanks dit perspectivistisch tekort is er een verschraling van de kritiek ontstaan en ook dat is risicovol. En wat we vooral niet moeten vergeten is, dat al deze veranderingen samengaan of vooraf gegaan worden door vermindering of verenging van de geestelijke- en intellectuele kwaliteiten van mensen. Maatschappelijke neergang wordt altijd voorbereid in de menselijke eigenschappen. Die op hun beurt weer gemodereerd worden door de ontwikkelingen die ze zelf in gang hebben gezet. Het leven is een buiteling.

Er zijn dus de afgelopen naoorlogse decennia enorme risico’s opgebouwd en veel van die risico’s staan met elkaar in verbinding, maar ik heb in al die jaren zo goed als nooit serieuze tekenen gezien dat de hoogmoed van de afgelopen tijd beseft werd. Het westen heeft zich de mogelijkheid ontnomen om zelf tijdig tot een verstandiger beheer te komen waarin toen, nu en straks alledrie een plek hebben. Dat men nu begint te praten over de vraag wat voor een wereld ‘wij’ onze kinderen nalaten, is rijkelijk laat, hypocriet en mosterd na de maaltijd. Ik vroeg mij dat als kind al af en ik heus niet alleen. Zo moeilijk is dat niet. Of toch wel? Hangen dergelijke vragen misschien af van een toevallig aanwezige constitutie van deze of gene mens?

Echter: de technocratisch geworden mens, waartoe ook de altruïstische mens behoort, heeft zichzelf op de troon gehesen en denkt dat hij over zichzelf en de rest kan heersen, desnoods vol van aangeleerde bescheidenheid. Maar altijd zal hij op enig moment door de gevolgen van zijn kortzichtige handelen beheerst worden. De dingen keren zich altijd om. En ik zou er liever op gepaste afstand naar kijken dan er onderdeel van zijn. Dat bevalt me helemaal niet.

12 04 2018

Opgeschreven na weer een slapeloze nacht