maandag 10 december 2012

Blog 6 Geverfd hout






Er is iets veranderd.
Waar ik tot voor kort geverfd hout subiet voor mijn houtkachel weigerde, daar aarzel ik nu. Viel er ooit een papiertje uit mijn jaszak op het plaveisel, dan wist ik het snel weer te vinden en op te rapen. Ik aarzel nu om dat te doen. Ik doe het nog steeds, maar ik aarzel. Ooit vond ik dat het aanschaffen van biologisch voedsel niet alleen aan mijn gezondheid zou bijdragen maar evenzogoed aan een betere wereld. Ook omdat ik ervan uit ging dat bedrijven die dit voedsel produceerden en verkochten beter met hun omgeving en met hen die daar werkten omgingen. Ik doe het nog steeds, maar minder, en ik aarzel.

De publieke ruimte heette zo, omdat je daar met elkaar de wederzijdse ruimte deelde. Dat hield in dat er ook een wederzijdse verantwoordelijkheid zou moeten bestaan. En nog beter: een minimum aan overeenstemming. Ik vind dat nog steeds, maar denk bij de woorden publieke ruimte inmiddels eerder aan op hol geslagen gebruik en deelbelangen dan aan gedeelde zorg.
Er is dus iets veranderd.

Moet ik geloven dat ik dat geverfde hout niet in de kachel liet verbranden omdat ik niet alleen vond dat dit bij mijn opvatting hoorde van verantwoordelijkheid -ik stond daar eigenlijk nauwelijks bij stil- maar ook omdat ik mij stilzwijgend toch een beetje gesteund wist door een misschien toenemende groep mensen die daar ook zo over dacht?
Nog steeds raap ik een papiertje op, maar ik aarzel, ik doe het met minder plezier, met minder vanzelfsprekendheid.

Ik ben ergens geschrokken onderweg in mijn leven.
Nog jong, zag ik wel dat veel mensen zich op een bepaalde manier niet zo veel om die aarde, die nu eenmaal ook omgeving is, bekommerden, maar ik dacht stilletjes dat ik niet de enige was die vond dat bescheidenheid in het gebruik je verantwoordelijkheid vorm zou behoren te geven.

Ik werp al iets meer geverfd hout de vlammen in. Ik moet moeite doen om hierin niet gemakkelijker te worden. Het gemak is nu nog pijnlijk maar ik aarzel om niet nog gemakkelijker te worden. Voor wie zou ik nog ongeverfd hout in de kachel doen? Voor de oude stille en deels ongekende bondgenoten? Ik twijfel. Voor Nederland? Ik twijfel nog meer. Voorzichtigheid lijkt hier verdwenen. Per saldo op alle fronten. Bevolkingsgroei, vanuit welke bron ook, lijkt voor velen geen punt. En het gebruiksvolume is toch echt mede afhankelijk van het aantal gebruikers. Zag ik als kind al. Elke dag zag ik de stapels boterhammen voor al mijn broers en zussen. Kinderrijke gezinnen met kinderen die lang in leven zouden blijven, leverden vroeg of laat problemen op: voor de aarde, de energie, de grondstoffen, voor de mens zelf, voor de samenlevingen waarin hij leefde. Ik had geen Club van Rome nodig om dat te beseffen. Het aardse potentieel is niet oneindig. Ook het incasseringsvermogen van de mens niet. En de mens, die leeft nu eenmaal in zijn omgeving die hij met anderen deelt. Toch zag ik vroeger al dat er heel wat mensen waren met de neiging die omgeving zó breed te maken dat de directe omgeving er niet meer toe deed.
Maar al levert menselijk gedrag complicaties op voor de ‘wereld’, toch zijn alle leefomgevingen begrensd. Dat besefte ik toen, dat besef ik nog steeds; alle aardboldenkers ten spijt.

Na de kinderen kwamen de hordes van over de grenzen. Eenmaal toegelaten waren en zijn er ook onder hen velen die de publieke ruimte in feite als een restruimte beschouwen. Het vuil in de straten is slechts een in het oog springende getuige hiervan. 
Ook immigratievoorstanders lijken het simpele feit van het slinkend potentieel niet te beseffen en juist daar zaten vroeger mijn stille medestanders. Dacht ik tenminste.
Nog steeds raap ik mijn papiertje op maar het is met minder enthousiasme.