De over het Avondland uitgerolde immigratiepolitiek is een
omgekeerde koloniale politiek. Ze is te beschouwen als een sluipende en
impliciete oorlogsverklaring, gericht tegen de eigen gedomesticeerde
bevolkingen die zich gedeeltelijk door deze politiek laten paaien maar de
gevolgen ervan zoveel als maar mogelijk externaliseren en tegelijk een cordon
sanitaire rondom hun in onbruik geraakte verstand leggen. Niet zelden is dat
overigens een sanitaire ring rondom de intellectuele leegte die hun huisdierenverstand
kenmerkt. Een verstand bij anderen verder, dat door sommigen, de goeden, al
snel met de onderbuik in verband gebracht wordt, zonder overigens de reikwijdte
van dat begrip te doorgronden.
De langdurigheid van deze politiek is een kenmerk van een zieltogende samenleving die haar innerlijk niet meer vertrouwt, het veruiterlijkt heeft en omgezet in louter franje en in gebaren, die slechts geschikt zijn voor de dagelijkse consumptie.
Maar niet alleen de massale immigratie houdt de bevolkingen in hun greep, ook als gevolg van de liberalisering wordt de burger tot permanent rondneuzende consument gemaakt en gebombardeerd tot nog meer homo economicus dan hij al was. Tegelijkertijd laat hij zich debiliseren door de selectieve en luidruchtige afstompingen die de media kenmerken.
Het heeft er de schijn van dat er machten werkzaam zijn die maar één doelstelling hebben: ‘Houd het volk bezig’.